tijdCursus Techniek door Erwin Lam
Fotografie: combinatie van techniek en sociale aspecten.
Er zijn vier soorten fotografen:
- fotograaf die techniek en sociaal aspect slecht beheerst
- fotograaf die techniek slecht, maar sociaal aspect goed beheerst
- fotograaf die techniek goed, maar sociaal aspect slecht beheerst
- fotograaf die techniek en sociaal aspect goed beheerst

De superfoto is de foto met goede techniek en goed sociaal aspect.
Omdat je bij het fotograferen sociaal bezig bent, dien je de techniek goed te beheersen.

De drie belangrijkste onderdelen van de camera:
- sluiter
- diafragma
- objectief


Sluiter:
Bestaat uit lamellen, die de chip afdekken. De tijd dat de lamellen openstaan (de foto wordt gemaakt), heet sluitertijd (in delen van seconden).

Sluitertijd:
1/8 1/15 1/30 1/60 1/125 1/500 1/1000 1/2000

1/8 is lang open: veel licht
1/2000 kort open: weinig licht


Diafragma.
Zit midden in het objectief.
Hoe meer diafragma (opening) gesloten, des te minder licht.

Diagfragma:
F22 F16 F11 F8 F5,6 F4 F2,8 F2
kleine grote
opening opening

1 stop: 2x minder licht of 2x meer licht
Bijvoorbeeld: van F8 naar F5,6 is 1 stop of van 1/125 naar 1/500 is 1 stop.

Het doel van sluitertijd en diafragma is voldoende licht. Dat wil zeggen de donkere partijen hebben detail en de lichte partijen zijn niet zo licht dat het uitbijt.

Bij stand P op de camera berekent de camera zelf het diagfragma en sluitertijd. De camera gaat daarbij uit van middengrijs. Dit werkt niet bij veel contrast.

Licht meten:
- reflecterend licht: camera meet licht wat onderwerp reflecteert
- opvallend licht: door middel van losse lichtmeter het licht meten wat op onderwerp valt, is betere methode, want lichtmeter geeft exact middengrijs aan.

Alternatieve methode: spotmeting op grijskaart naast het onderwerp en dan de foto maken.

Andere standen op camera:
Av: Diafragmakeuze. Je stelt diafragma in, camera berekent dan de sluitertijd
Tv: Sluitertijd. Je stelt sluitertijd in, camera berekent dan de diafragma.

Het is belangrijk om foto’s te maken door midden van diafragma en sluitertijdkeuze, want je bent dan veel bewuster bezig.


Objectief
Lenzenstelsel

Bij het wijzigen van je objectief, wijzig je de hoek waaronder je fotografeert.
- Groothoek: grote hoek: dieptewerking
- Tele: kleine hoek: vlakke weergave


Scherptediepte
1/3 voor je scherptepunt en 2/3 achter je scherptepunt

Brandpuntafstand en diafragma bepalen de scherptediepte.

Kleine diafragmawaarde = grote opening = kleine scherptediepte
Grote diafragmawaarde = kleine opening = grote scherptediepte

Iedere foto vraagt zijn eigen scherptediepte.
Bijvoorbeeld: bij een groepsfoto bestaande uit vijf rijen en je wilt iedereen scherp op de foto zetten, dan stel de scherp op de 2e rij.

Ook brandpuntafstand bepaalt de scherptediepte.
Tele: kleine scherptediepte (portret)
Groothoek: grote scherptediepte (landschap)

Bij iedere foto die je maakt, moet je vooraf bepalen welk brandpuntafstand de foto nodig heeft.

Volgorde bij maken foto:

1. eerst brandpunt bepalen
2. dan de afstand tot je onderwerp bepalen
3. scherpte bepalen, scherptediepte
4. diafragma en daar hoort een sluitertijd bij


Opdrachten: inleveren Flitsavond 12 maart 2009

1. Diafragma
Maak een reeks van 5 tot 7 foto’s met verschillende diafragmawaardes, met verschil van 1 stop.

Voorbeeld:
Zet 7 flessen in een rij. Stel scherp op de 3e (autofocus uit). Het brandpuntafstand is bepaald (camera op statief).

2. Sluitertijd
Maak een reeks van 5 tot 7 foto’s in verschillende sluitertijden, met verschil van 1 stop

Voorbeeld: water uit kraan

3. Brandpuntafstand
Maak een reeks van foto’s in verschillende brandpuntafstanden.
De diafragma en sluitertijd zijn bij iedere foto hetzelfde.

Voorbeeld:
Zet een knuffelbeer midden in een ruimte, niet tegen een muur, moet objecten op achtergrond hebben. Stel objectief zo in dat knuffelbeer beeldvullend is, maak foto. Zoom daarna in, loop naar achteren, zodat beer weer beeldvullend is en maak opnieuw foto etc..